GWP beeldmerk

Argentinië

De wijnbouw in Argentinië begon, net als in Chili, rond 1500. Spaanse kolonisten brachten druivenstokken mee voor de productie van missiewijn. In de 19e eeuw brachten veel immigranten, uit bijvoorbeeld Italië, eigen druivensoorten mee. Hierdoor is een grote diversiteit aan aangeplante druivenrassen in Argentinië ontstaan. Door het droge en zonnige klimaat deden, en doen, de meeste druiven het hier erg goed.

De totale wijnproductie van ca. 15 miljoen hectoliter bestaat voor 2/3 uit wijn van rode druivenrassen; de rest is witte wijn en rosé. De voornaamste druivenrassen welke gebruikt worden voor de rode wijn zijn: Malbec (goed voor 33% van de totale productie) gevolgd door Bonarda (23%), Syrah (14%) en Cabernet Sauvignon (12%). Bij de witte druiven is dit Torrontes (30%) gevolgd door Chardonnay (15%).

Met zo’n 224.000 hectare wijngaarden staat Argentinië op plaats 5 op de lijst van grootste wijnlanden.
De twee provincies Mendoza en San Juan zijn goed voor zo’n 94% van het totale areaal aan wijngaarden. Veruit het belangrijkste van deze twee is de Mendoza, welke driekwart van de Argentijnse wijngaarden bevat, die op hoogtes tussen de 900 en 1500 meter gesitueerd zijn.

Zoals eerder genoemd is het klimaat warm en droog, wat aromatische wijnen oplevert. Men is in Argentinië zeer afhankelijk van irrigatie met smeltwater uit de Andes. Hiervoor gebruikt men een eeuwenoud stelsel van kanaaltjes: de Acequias.

Ongeveer een vijfde van de in Argentinië geproduceerde wijn wordt geëxporteerd. De belangrijkste afnemer is de Verenigde Staten, gevolgd door Canada, het Verenigd Koninkrijk, Brazilië en op plaats vijf Nederland.

In Argentinië zijn de meeste wijngaarden gratis te bezoeken, waardoor wijntoerisme in dit land zeer populair is.