Zo’n 30 jaar na Christus werd wijn, mede dankzij de commercieel ingestelde Feniciërs, een belangrijk handelsproduct.
De wijnhandel werd uitgebreid door de Romeinen, die ook met technieken kwamen zoals conserveren, aromatiseren en het laten rijpen van de wijn op warme plekken in de zon, naast de kachel of op zolder.
In de 19e eeuw werd de wijnbouw voor een groot deel verwoest door de druifluis, al was het in Spanje niet zo erg als in de rest van Europa. Vanaf dat moment heeft de moderne wijnbouw zijn intrede gedaan. Naast het enten van wijnstokken op de Amerikaanse onderstam, kwamen nieuwe wijnmakers technieken op. In een later stadium werd de Spaanse wijnwetgeving opnieuw samengesteld; ter bescherming en informering van de consument en om de herkomst en de kwaliteit van de wijn te waarborgen.
Het land Spanje heeft verschillende gebieden welke grote klimatologische en geologische verscheidenheid kennen. Daardoor is het verschil in de vruchtbaarheid van de bodem in de verschillende gebieden groot. Er zijn droge en hete gebieden in het zuiden en koelere en nattere streken in het noorden. Ook is er een groot verschil in de hoogte van de ligging van de wijngaarden, wat van grote invloed is op de uiteindelijke kenmerken van de wijn. De wijnstokken kom je in Spanje tegen op de meest uiteenlopende ondergronden: woestijngrond, vulkanische bodem of in met sneeuw bedekte gebieden. Druiven gedijen onder zeer veel verschillende omstandigheden, wat een voordeel is ten opzichte van vele andere gewassen. Mede daarom is de wijnbouw in Spanje zo omvangrijk.